Erfgoed in Peer
Reus der Kempen
Everard van der Marck, de heer van Peer, verleende in 1367 toestemming aan de Perenaren om rond de stad een verdedigingswal op te werpen. Rond 1392 startte de constructie van het sluitstuk, de imposante gotische toren die ook wel de ‘Reus der Kempen’ genoemd wordt. Het oudste gedeelte van het kerkgebouw van de Sint-Trudokerk dateert uit de eerste helft van de 15de eeuw en is grotendeels uit mergel opgetrokken.
Doorheen de eeuwen was de toren niet alleen een baken voor reizigers, maar bood ze ook bescherming aan inwoners in moeilijke tijden. Zo was de toren op 13 mei 1483 een schuilplaats tijdens de machtsstrijd tussen de heren Van der Marck en Van Horne. Literaire bronnen hebben het over duizendvijfhonderd Peerse burgers die toen omgekomen zouden zijn. Deze dag staat nog steeds bekend als Servaasdag.
De kerktoren speelt een belangrijke rol in het ontstaan van de bijnaam van de Perenaren. Volgens de legende zagen de inwoners in 1825 op straat een grote zwarte wolk hun torenspits omsluieren. Toen ze deze wolk wilden blussen, ontdekten ze dat het om een zwerm muggen ging. De Perenaren gingen vervolgens als ‘de muggenblussers’ door het leven.
Oud Stadhuis
Dit is het oudst bewaarde stadhuis van Belgisch-Limburg. Het gebouw werd in 1637 onder het bewind van Albert van Gavere opgetrokken in typische Maaslandse renaissancestijl, een typische bouwstijl voor het Prinsbisdom Luik uit de 16de en 17de eeuw. Doorheen de eeuwen had het gebouw verschillende functies.
Tijdens het ancien régime diende het gelijkvloers, toen nog zonder ramen, als lakenhal en overdekte markt. De bovenverdieping was gereserveerd voor het stadsbestuur. De zolder werd verhuurd en diende vooral om hop en mout te laten drogen. In de kelders werden gevangenen opgesloten.
In de daaropvolgende eeuwen deed het gebouw nog dienst als vredegerecht, museum voor muziekinstrumenten en VVV-kantoor. Ook de gemeentelijke diensten vonden er een tijdlang hun onderkomen. Momenteel is er een restaurant in het gebouw gevestigd. Via een ondergrondse gang is het restaurant verbonden met het nabijgelegen hotel. De eerste vermelding van een schandpaal voor het stadhuis dateert uit 1721. Op deze plaats werden criminelen publiek berecht en bestraft. In 1996 werd een replica op dezelfde plaats ingehuldigd.
Markt
Het Peerse marktplein ontstond rond 800 als een ‘dries’, een driehoekig stuk land omringd door nederzettingen. Tot in de 18de eeuw was het plein door de aanwezigheid van poelen een drenk- en verzamelplaats voor vee en een wasplaats. Om hygiënische redenen werd de centrale drenkplaats in 1767 gedempt en vervangen door verschillende pompen.
De grote groene gietijzeren pomp die nu op de markt te vinden is, stond oorspronkelijk (circa 1863) aan het Oud Stadhuis. De pomp verhuisde in 1902 naar het midden van de Markt. In 1995 werd de Markt volledig heraangelegd met kasseien en verfraaid met nieuwe bomen. Eigentijdse fonteinen herinnerden aan de oude drinkpoelen. In 2016 werden de kasseien vervangen door een fietsstraat.
Deusterkapel
Eeuwenlang trok men naar de Deusterkapel op bedevaart, niet alleen voor het vee, tijdens de herderkensmarkt op Paasdag, maar ook om een geliefde te vinden. Daarvoor werd vooral op Paasmaandag de kapel druk bezocht. Tussen 1974 en 1987 vond aan de kapel het Deustival plaats, een jaarlijks feestelijk gebeuren met volksmuziek en een veemarkt.
Tot 1991 vond er op Pinkstermaandag ook nog een kleinveemarkt plaats rond de kapel. De Deusterkapel dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. De naam zou afgeleid zijn van ‘Oesterveld’, een verwijzing naar een veld in het oosten van Peer. Sommige bronnen situeren de oprichting van de kapel in 1660 omdat dat jaartal in een (verloren gegane) steen zou gebeiteld zijn. Andere bronnen vermelden dat Petrus Moors de kapel in 1687 stichtte.
Hij koesterde een grote aanbidding voor Maria en zou naar verluidt een Mariabeeldje dat in een lindeboom hing in een kapel hebben ondergebracht. Vanaf begin van de 18de eeuw, woonden er gedurende ongeveer 160 jaar verschillende kluizenaars in de kluis naast de kapel. Zij onderhielden het gebedshuis en voorzagen de kinderen uit de buurt van onderwijs. De laatste kluizenaar ‘Mon Freerke’ stierf in 1860. Na zijn dood werd de oude kluis afgebroken. Van het afbraakmateriaal bouwde men een kleine woning die later op haar beurt ook verdween.